ECLI:NL:CRVB:2015:2943
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na beoordeling van toegenomen beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die als meubelmaker werkzaam was, had zich op 17 januari 2008 ziek gemeld vanwege rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering, omdat er geen toegenomen beperkingen waren vastgesteld op basis van dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
De Raad beoordeelde of het Uwv terecht had geconcludeerd dat er geen toegenomen beperkingen waren. De verzekeringsarts van het Uwv had in een rapport geconcludeerd dat de eerder vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 27 mei 2010 nog steeds voldeed aan de fysieke klachten van appellant. De rechtbank had geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de motivering van de conclusies deugdelijk was. Appellant voerde aan dat zijn beperkingen onjuist waren vastgesteld en verzocht om een onafhankelijk medisch onderzoek.
De Raad oordeelde dat de hoger beroepsgronden in essentie herhalingen waren van eerdere argumenten en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was voor het inschakelen van een deskundige. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen toename van medische beperkingen was vastgesteld die aanleiding gaf tot een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De uitspraak van de Raad bevestigde de beslissing van het Uwv en de rechtbank, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.