ECLI:NL:CRVB:2015:4996

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
13/3461 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
  • J.W.L. van der Loo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en besluitvorming door het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, vertegenwoordigd door mr. N. Köse, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 mei 2013, waarin zijn beroep ongegrond was verklaard. De Raad had eerder, op 24 december 2014, een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:CRVB:2014:4405) waarin het Uwv was opgedragen om gebreken in de motivering van het bestreden besluit te herstellen.

Ter uitvoering van deze tussenuitspraak heeft het Uwv op 17 april 2015 medegedeeld dat appellant alsnog volledig arbeidsongeschikt wordt geacht, in plaats van de eerder vastgestelde 35 tot 45% arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op basis van een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 27 maart 2015 tot dit nieuwe oordeel is gekomen. De Raad oordeelt dat het eerdere besluit van het Uwv, dat appellant niet volledig arbeidsongeschikt achtte, niet langer houdbaar is en vernietigt dit besluit.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep tegen het besluit van 18 oktober 2012 gegrond verklaard en het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Tevens is het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 2.880,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 december 2015
13/3461 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
16 mei 2013, 12/5045 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N. Köse, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 24 december 2014 een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:CRVB:2014:4405), waarbij het Uwv is opgedragen de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken in de motivering van het bestreden besluit te herstellen.
Het Uwv heeft bij brief van 17 april 2015 kennis gegeven van de wijze waarop het aan de tussenuitspraak uitvoering heeft gegeven.
Appellant heeft hierop bij brief van 12 mei 2015 gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2015. Appellant is met bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker.

OVERWEGINGEN

1. De Raad verwijst naar zijn tussenuitspraak voor een uiteenzetting van de feiten waarvan hij bij zijn oordeelsvorming is uitgegaan. Hieraan voegt hij het volgende toe.
2. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv onder verwijzing naar een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 27 maart 2015 zich nader op het standpunt gesteld dat appellant op de datum in geding, te weten 17 oktober 2010, als gevolg van een op die datum uitgevoerde herniaoperatie in Turkije op die datum niet 35 tot 45% maar alsnog volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Nu het Uwv nader van oordeel is dat appellant in op de hier in geding zijnde datum volledig arbeidsongeschikt wordt geacht is de grondslag onder het bestreden besluit komen te ontvallen. Dit leidt er toe dat dat besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Het Uwv zal een nieuwe beslissing op bezwaar dienen te nemen.
3.2.
Gelet op hetgeen de Raad onder 3.1 overweegt, dient de aangevallen uitspraak - waarbij het beroep ongegrond is verklaard en het betreden besluit in stand is gelaten - eveneens te worden vernietigd.
4. Nu het hoger beroep slaagt, bestaat er aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 960,- in bezwaar, € 960,- in beroep en op € 960,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, totaal € 2.880,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 18 oktober 2012 gegrond;
- vernietigt het besluit van 18 oktober 2012;
- draagt het Uwv op een nieuw besluit te nemen;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 160,- vergoedt;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.880,-.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
30 december 2015.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) J.W.L. van der Loo

AP