ECLI:NL:CRVB:2014:4405
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over WIA-uitkering en gezondheidsbeperkingen van appellant
Op 24 december 2014 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een tussenuitspraak in het hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant had in 2010 recht op een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 38% was vastgesteld. In 2012 verzocht appellant om herkeuring wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid, maar het Uwv concludeerde dat zijn situatie niet was veranderd en handhaafde de uitkering. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld, maar appellant ging in hoger beroep.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het Uwv in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had gehandeld, omdat de verzekeringsarts geen eigen onderzoek had verricht. Appellant stelde dat zijn beperkingen waren onderschat en dat hij niet in staat was om de voorgehouden functies te vervullen. De Raad constateerde dat er onduidelijkheid bestond over de gezondheidssituatie van appellant, met name over de gevolgen van zijn rugklachten en een hernia-operatie in Turkije. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berustte en droeg het Uwv op om de gebreken in het besluit binnen zes weken te herstellen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de gezondheidssituatie van appellant en de noodzaak voor het Uwv om adequaat te reageren op de geconstateerde tekortkomingen in hun besluitvorming. De Raad stelde dat de motivering van het Uwv niet voldeed aan de eisen van de Awb, wat leidde tot de opdracht om het besluit te herzien.