ECLI:NL:CRVB:2015:4994
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 december 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant. De Raad heeft vastgesteld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft geoordeeld dat appellant per 22 april 2013 geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was en dat de bevindingen van deze arts niet ter discussie stonden. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat zijn psychische klachten eerder waren begonnen dan door de rechtbank vastgesteld en dat zijn kennis van de Nederlandse taal onvoldoende was om de functies te vervullen. De Raad heeft deze argumenten echter niet overtuigend geacht, aangezien appellant geen nieuwe gronden of medische stukken had ingediend die de eerdere bevindingen konden weerleggen. De Raad bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.