ECLI:NL:CRVB:2015:4991
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant had zich op 4 oktober 2007 arbeidsongeschikt gemeld vanwege pijnklachten aan zijn schouders en rechterhand, en was bekend met psychische en astmatische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant per 1 oktober 2009 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft hiertegen geen rechtsmiddel aangewend.
In 2013 meldde appellant een verslechtering van zijn gezondheid, wat leidde tot een herbeoordeling door het Uwv. Het Uwv concludeerde opnieuw dat appellant onveranderd minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onvoldoende zorgvuldig was en dat zijn beperkingen waren onderschat.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht geen twijfels had over de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De Raad stelde vast dat de verzekeringsarts voldoende aandacht had besteed aan zowel de bekende als de nieuwe klachten van appellant. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant te twijfelen, en dat hij in staat was de werkzaamheden te verrichten die verbonden zijn aan de geselecteerde functies van productiemedewerker industrie, inpakker en medewerker tuinbouw. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.