ECLI:NL:CRVB:2015:4930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering na controle op woonadres
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering aan appellante, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was toegekend op basis van de Wet studiefinanciering 2000. De minister heeft appellante vanaf 1 juni 2012 als thuiswonend aangemerkt, wat leidde tot een terugvordering van € 1.723,78. Dit besluit was gebaseerd op een controle die had aangetoond dat appellante niet op het adres stond ingeschreven waar zij beweerde te wonen. De controle vond plaats op 7 januari 2013, waarbij werd vastgesteld dat appellante niet op het gemeentelijke basisadres woonde, maar bij haar grootouders, wat niet overeenkwam met haar inschrijving.
Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij feitelijk bij haar grootouders woont en dat de omstandigheden rondom haar inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie niet correct zijn weergegeven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister zich op basis van de controle bevindingen mocht baseren en dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar claims te onderbouwen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd vastgesteld dat de minister terecht tot de conclusie kwam dat appellante niet op het gba-adres woonde.
De Raad heeft de verklaringen van appellante en haar tante als niet geloofwaardig beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de minister zijn besluit op juiste gronden heeft genomen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de aangevallen uitspraak in stand blijft. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 december 2015.