ECLI:NL:CRVB:2015:4925
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het recht op een uitkering op grond van de Wet WIA werd betwist. Appellante, die als administratief medewerkster werkte, is sinds 20 augustus 2010 uitgevallen door diverse gezondheidsklachten na een auto-ongeluk. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellante op 7 december 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en heeft haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing gegrond verklaard, maar het Uwv heeft in hoger beroep de eerdere beslissing gehandhaafd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank de gronden van appellante terecht heeft verworpen. De Raad heeft de rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige als voldoende gemotiveerd beschouwd. De neuropsycholoog die een onderzoek heeft uitgevoerd, heeft twijfels geuit over de validiteit van de resultaten, maar de Raad oordeelt dat dit niet leidt tot de conclusie dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn opgenomen. De Raad bevestigt dat appellante in staat is om de geselecteerde functies te vervullen, en wijst het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 30 december 2015, waarbij de eerdere uitspraak van de rechtbank is bevestigd en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.