In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-loonaanvullingsuitkering van appellant, die zich op 12 januari 2009 ziek meldde als internationaal vrachtwagenchauffeur vanwege rug- en heupklachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De Raad bevestigt de eerdere besluiten van het Uwv, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant is vastgesteld op 39,55% en later op 37,3% en 33,87% na herbeoordeling van zijn beperkingen. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat hij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is vastgelegd. De Raad oordeelt dat de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige voldoende zijn onderbouwd en dat de geduide functies passend zijn, ondanks de door appellant aangevoerde beperkingen bij knielen, hurken en gehoorproblemen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.