ECLI:NL:CRVB:2015:490
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldige beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die eerder als reachtruckchauffeur en productiemedewerker werkte, had zich op 21 oktober 2010 ziek gemeld vanwege klachten aan haar rechter knie en rugklachten. Het Uwv concludeerde op basis van een medisch onderzoek dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. Appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische informatie van de behandelend artsen, waaronder een orthopeed en een revalidatiearts, in hun beoordeling hebben betrokken. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts op inzichtelijke wijze had gemotiveerd dat appellante de geduide functies met haar beperkingen kon verrichten. Zelfs als de functie van postbesteller buiten beschouwing zou worden gelaten vanwege het gebruik van het medicijn Lyrica, waren er voldoende andere functies beschikbaar om de schatting van het Uwv te onderbouwen.
De Raad concludeerde dat de argumenten van appellante in hoger beroep niet voldoende waren om de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg te weerleggen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de arbeidsdeskundige op een duidelijke manier had gemotiveerd dat appellante in staat was om de geduide functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde dan ook de aangevallen uitspraak en wees de verzoeken van appellante af.