ECLI:NL:CRVB:2015:4898
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J. Riphagen
- H.A.A.G. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Appellante was op 4 november 2010 uitgevallen wegens psychische klachten, later verergerd door rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante met ingang van 1 november 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rapporten van de verzekeringsartsen onzorgvuldig zijn en dat zij meer beperkingen heeft dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn opgenomen. De Raad heeft de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig zijn opgesteld. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de rapporten en dat de beperkingen die in de FML zijn opgenomen voldoende rekening houden met appellantes psychische en fysieke gezondheidstoestand.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante, ondanks haar klachten, in staat is om de werkzaamheden te verrichten die verbonden zijn aan de geselecteerde functies. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.272,35 bedragen, en heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 162,- aan appellante vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.