ECLI:NL:CRVB:2015:4889
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende en de rol van verklaringen in bestuursrechtelijke beslissingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van studiefinanciering voor een appellant die in België woonachtig was. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de appellant, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, als thuiswonend aangemerkt en de eerder toegekende uitwonendenbeurs herzien. Dit besluit was gebaseerd op een verklaring van de verhuurder, [naam A], die stelde dat de appellant nooit op het opgegeven adres had gewoond. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar de appellant ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de verklaring van [naam A] onvoldoende bewijs bood voor de herziening van de studiefinanciering, omdat deze niet in overeenstemming was met andere beschikbare gegevens, waaronder een verklaring van een inspecteur van de gemeente Ravels die had vastgesteld dat de appellant op het opgegeven adres woonde. De Raad concludeerde dat de minister niet zonder nader onderzoek kon afgaan op de verklaring van [naam A] en dat de herziening van de studiefinanciering over de betreffende periodes niet kon standhouden. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van de appellant werd gegrond verklaard en het besluit van de minister werd herroepen.
De Raad oordeelde verder dat de minister in de proceskosten van de appellant moest worden veroordeeld, en bepaalde dat de uitspraak in de plaats treedt van het eerder bestreden besluit. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en de noodzaak van voldoende bewijs bij bestuursrechtelijke beslissingen, vooral in zaken die de financiële ondersteuning van studenten betreffen.