ECLI:NL:CRVB:2015:4887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek om loskoppeling van het inkomen van de vader bij de vaststelling van de aanvullende beurs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die een verzoek had ingediend om bij de vaststelling van haar aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van haar vader, kreeg ongelijk. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had het verzoek afgewezen, omdat er volgens hem geen sprake was van een ernstig en structureel conflict tussen appellante en haar vader, zoals vereist door de Wet studiefinanciering 2000 en het Besluit studiefinanciering 2000.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en concludeert dat uit de door appellante overgelegde stukken niet kan worden afgeleid dat er sprake is van een conflict van de vereiste ernst. De Raad wijst erop dat de verklaring van de coördinator studentenbegeleiding van het ROC Tilburg onvoldoende bewijskracht heeft, omdat deze coördinator pas in beeld kwam nadat appellante de relatie met haar vader had verbroken. De Raad concludeert dat de omstandigheden die appellante aanvoert, hoewel pijnlijk, niet voldoen aan de wettelijke criteria voor loskoppeling van het inkomen van de ouder.
Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.