In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de AOW-verzekering van appellante, die in geschil is met de Sociale verzekeringsbank (Svb) over haar verzekeringsstatus gedurende bepaalde periodes. De Raad heeft in een tussenuitspraak van 10 april 2015 vastgesteld dat het bestreden besluit van de Svb onvoldoende gemotiveerd was en heeft de Svb opgedragen om het gebrek te herstellen. De Svb heeft echter geen overtuigend bewijs kunnen leveren dat appellante gedurende de relevante periodes niet verzekerd was voor de AOW. De Raad heeft geoordeeld dat appellante, ondanks haar verblijf in Maleisië, gedurende de periode van 26 september 2011 tot en met 31 december 2011 wel degelijk verzekerd was voor de AOW. De Raad heeft het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit van de Svb vernietigd voor de genoemde periode. Tevens is de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.205,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Svb om zorgvuldig onderzoek te verrichten naar de verblijfperiodes van appellante in Nederland en haar verzekeringsstatus.