In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 10 april 2015, wordt het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland behandeld. De zaak betreft de vraag of appellanten, die sinds 2006 in Maleisië verblijven, nog als ingezetenen van Nederland kunnen worden aangemerkt voor de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder vastgesteld dat appellanten vanaf 1 januari 2007 niet meer als ingezetenen werden beschouwd, wat hen de AOW-verzekering ontzegde. De Raad oordeelt dat het onderzoek van de Svb naar de periodes van verblijf van appellante in Nederland onvoldoende zorgvuldig is geweest. De Raad vernietigt het bestreden besluit van de Svb en draagt hen op om de gebreken te herstellen. Appellante moet de gelegenheid krijgen om andere perioden van verblijf en/of werkzaamheden in Nederland aannemelijk te maken. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op het bestreden besluit, maar stelt dat de Svb een zorgvuldiger onderzoek moet uitvoeren naar de situatie van appellante.