ECLI:NL:CRVB:2015:4861
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van tegemoetkomingen in het kader van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) en terugvordering van onterecht ontvangen bedragen
In deze zaak gaat het om de herziening van tegemoetkomingen die aan appellant zijn verstrekt op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant had in totaal € 1.953,01 aan tegemoetkomingen ontvangen, maar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft deze bedragen teruggevorderd omdat appellant niet gedurende de volledige studiejaren ingeschreven was en niet daadwerkelijk had gestudeerd. De minister heeft de herziening van de tegemoetkomingen gerechtvaardigd door te stellen dat appellant wist of redelijkerwijs kon weten dat hij geen recht had op de ontvangen bedragen.
De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard. Appellant stelde dat hij niet zelf de aanvragen voor de tegemoetkomingen had gedaan, maar dat dit door een derde was gebeurd. De Raad oordeelde echter dat, ongeacht wie de aanvragen had ingediend, appellant verantwoordelijk was voor de ontvangen bedragen. De Raad concludeerde dat de minister in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn herzieningsbevoegdheid en dat de terugvordering van de onterecht ontvangen tegemoetkomingen rechtmatig was.
De uitspraak bevestigt dat de minister de ten onrechte toegekende tegemoetkomingen van appellant heeft kunnen terugvorderen, en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De beslissing van de rechtbank blijft dan ook in stand, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.