Uitspraak
.Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die tot 3 maart 2005 als verkoopster werkte, meldde zich op 4 november 2010 ziek vanwege diverse lichamelijke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde na medisch onderzoek dat appellante met ingang van 1 november 2012 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat het medisch onderzoek door het Uwv onvoldoende zorgvuldig was en dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat. Ze verwees naar rapporten van haar behandelende artsen en vroeg om de benoeming van een onafhankelijke deskundige. De Raad oordeelde echter dat het onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad bevestigde dat de vastgestelde beperkingen, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), juist waren en dat appellante in staat was om de aan de schatting ten grondslag gelegde voorbeeldfuncties te vervullen.
De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen en dat de argumenten van appellante in hoger beroep niet voldoende waren om het oordeel van de rechtbank te weerleggen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten opgelegd.