ECLI:NL:CRVB:2015:4805
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Toekenning van uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 en de ingangsdatum van deze toekenningen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2015 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1933 in het voormalig Nederlands-Indië, had een aanvraag ingediend voor toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). In juli 2014 werd hij erkend als burger-oorlogsslachtoffer vanwege psychische invaliditeit en kreeg hij een aantal vergoedingen toegekend, maar niet de periodieke uitkering en vergoeding voor vervoer voor sociale contacten. Na bezwaar werd de vergoeding voor vervoer alsnog toegekend, maar de ingangsdatum bleef vastgesteld op 1 maart 2014.
De appellant was het niet eens met deze ingangsdatum en heeft beroep ingesteld. De Raad heeft overwogen dat de Pensioen- en Uitkeringsraad de hoofdregel van artikel 30, eerste lid, van de Wubo correct heeft toegepast, waarbij de ingangsdatum is gesteld op de eerste dag van de maand waarin de hernieuwde aanvraag is ingediend. De Raad heeft geen omstandigheden gevonden die aanleiding geven om de ingangsdatum op een eerdere datum vast te stellen. Bovendien heeft de Raad in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de appellant recht heeft op toekenningen vanaf 1 juni 2012, maar dit doet niets af aan de correcte afhandeling van de aanvraag in maart 2014.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de Pensioen- en Uitkeringsraad werd bevestigd.