ECLI:NL:CRVB:2015:4805

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2015
Publicatiedatum
24 december 2015
Zaaknummer
15-3982 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 en de ingangsdatum van deze toekenningen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2015 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1933 in het voormalig Nederlands-Indië, had een aanvraag ingediend voor toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). In juli 2014 werd hij erkend als burger-oorlogsslachtoffer vanwege psychische invaliditeit en kreeg hij een aantal vergoedingen toegekend, maar niet de periodieke uitkering en vergoeding voor vervoer voor sociale contacten. Na bezwaar werd de vergoeding voor vervoer alsnog toegekend, maar de ingangsdatum bleef vastgesteld op 1 maart 2014.

De appellant was het niet eens met deze ingangsdatum en heeft beroep ingesteld. De Raad heeft overwogen dat de Pensioen- en Uitkeringsraad de hoofdregel van artikel 30, eerste lid, van de Wubo correct heeft toegepast, waarbij de ingangsdatum is gesteld op de eerste dag van de maand waarin de hernieuwde aanvraag is ingediend. De Raad heeft geen omstandigheden gevonden die aanleiding geven om de ingangsdatum op een eerdere datum vast te stellen. Bovendien heeft de Raad in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de appellant recht heeft op toekenningen vanaf 1 juni 2012, maar dit doet niets af aan de correcte afhandeling van de aanvraag in maart 2014.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de Pensioen- en Uitkeringsraad werd bevestigd.

Uitspraak

15/3982 WUBO
Datum uitspraak: 24 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 28 april 2015, kenmerk BZ01776490 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2015. Daar is namens appellant verschenen mr. Van Berkel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is geboren in 1933 in het toenmalig Nederlands-Indië. In maart 2014 heeft hij zich opnieuw tot verweerder gewend met een aanvraag om toekenningen op grond van de Wubo.
1.2.
Bij besluit van 9 juli 2014 is appellant op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Aan hem is ingaande 1 maart 2014 toegekend de toeslag ter verbetering van de levensomstandigheden, een vergoeding voor huishoudelijke hulp en een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer. De eveneens gevraagde periodieke uitkering en een vergoeding voor vervoer voor het onderhouden van sociale contacten zijn niet toegekend.
1.3.
Het tegen het besluit van 9 juli 2014 gemaakt bezwaar heeft ertoe geleid dat bij het bestreden besluit aan appellant alsnog een vergoeding is toegekend voor vervoer voor het onderhouden van sociale contacten. Verweerder heeft geen aanleiding gezien de ingangsdatum van de toekenningen op een eerdere datum dan 1 maart 2014 vast te stellen.
2. Het beroep is gericht tegen de weigering van verweerder om de ingangsdatum van de toekenningen vast te stellen op een eerdere datum dan 1 maart 2014.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1.
Bij het bepalen van de ingangsdatum van de toekenningen heeft verweerder de hoofdregel van artikel 30, eerste lid, van de Wubo toegepast en deze gesteld op de eerste dag van de maand waarin de hernieuwde aanvraag is ingediend. Dat uitgangspunt wordt hier onderschreven. Van omstandigheden die aanleiding geven om de ingangsdatum naar aanleiding van de onderhavige aanvraag op een datum in het verleden te stellen, zoals namens appellant is bepleit, is hier niet gebleken.
3.2.
Overigens heeft de Raad heden bij uitspraak met nummer 14/1460 Wubo definitief geoordeeld over een aanvraag van juni 2012 en bepaald dat appellant ingaande 1 juni 2012 recht heeft op de toekenningen in het kader van de Wubo. Dat neemt niet weg dat de in maart 2014 ingediende aanvraag op juiste wijze is afgehandeld.
3.3.
Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2015.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J.L. Meijer

HD