ECLI:NL:CRVB:2015:4800

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2015
Publicatiedatum
24 december 2015
Zaaknummer
14-4284 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag om toekenning op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een herhaalde aanvraag van appellant om toekenning op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellant, geboren in 1947 in het voormalig Nederlands-Indië, had in mei 2012 een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat niet was komen vast te staan dat hij direct betrokken was bij ongeregeldheden in Djatiroto tijdens de Bersiap-periode. Na een tweede aanvraag in mei 2013, die ook werd afgewezen, heeft appellant beroep ingesteld tegen het besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad van 26 juni 2014.

Tijdens de zitting op 12 november 2015 heeft de Raad de zaak behandeld. De Raad heeft vastgesteld dat verweerder uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar de door appellant gestelde gebeurtenissen op de suikeronderneming Djatiroto. Ondanks de overgelegde informatie en dagverslagen van het regiment Huzaren van Boreel, heeft de Raad geconcludeerd dat niet is gebleken dat appellant direct betrokken is geweest bij de beschietingen die daar hebben plaatsgevonden. De Raad heeft benadrukt dat een dergelijke betrokkenheid noodzakelijk is om onder de werking van de Wubo te vallen.

De Raad heeft het standpunt van verweerder onderschreven en geconcludeerd dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

14/4284 WUBO
Datum uitspraak: 24 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 juni 2014, kenmerk BZ01715123 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2015. Daar is namens appellant verschenen mr. Van Berkel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1947 in het toenmalig Nederlands-Indië, heeft in mei 2012 een aanvraag ingediend om toekenningen op grond van de Wubo. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen bij besluit van 24 januari 2013 op de grond dat niet is komen vast te staan dat appellant direct betrokken was bij ongeregeldheden in Djatiroto tijdens de Bersiap-periode. Tegen deze afwijzing zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.2.
In mei 2013 heeft appellant opnieuw verzocht om toekenningen op grond van de Wubo. Dat verzoek is afgewezen bij besluit van 6 januari 2014. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Naar aanleiding van onderhavige aanvraag heeft verweerder (uitgebreid) onderzoek gedaan naar de door appellant gestelde gebeurtenissen op de suikeronderneming Djatiroto. Op basis van de resultaten van dat onderzoek en de door appellant overgelegde informatie heeft verweerder echter het standpunt gehandhaafd dat (ook nu) niet is gebleken dat appellant gebeurtenissen in de zin van de Wubo heeft meegemaakt.
2.2.
Dit standpunt kan de Raad onderschrijven. Uit beschikbaar gekomen gegevens en de door appellant overgelegde dagverslagen van het regiment Huzaren van Boreel blijkt dat er in de door appellant genoemde periode beschietingen op de suikeronderneming hebben plaatsgevonden. Maar gesteld noch gebleken is dat appellant daarbij direct betrokken is geweest. Een dergelijke betrokkenheid is noodzakelijk om die gebeurtenis onder de werking van de Wubo te kunnen brengen. Ook de geraadpleegde dossiers van de moeder en zusters en de latere getuigenverklaringen van de zusters bieden geen houvast voor het oordeel dat appellant bij die beschietingen direct betrokken is geweest. Appellant heeft nog aangevoerd dat er sprake is geweest van een evacuatie naar het Centrale sociëteitsgebouw op de suikeronderneming, maar uit de beschikbare gegevens blijkt niet dat tijdens of voorafgaand aan die evacuatie sprake is geweest van levensbedreigende omstandigheden.
2.3.
Dat verweerder in de besluitvorming niet altijd even helder is geweest in het benoemen van de afwijzingsgronden, maakt het voorgaande niet anders. Feit blijft dat verweerder, zoals ook blijkt uit het bestreden besluit, van meet af aan heeft beoordeeld of appellant direct betrokken is geweest bij onder de Wubo vallend oorlogsgeweld.
2.4.
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2015.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J.L. Meijer

IJ