ECLI:NL:CRVB:2015:4795

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2015
Publicatiedatum
24 december 2015
Zaaknummer
14-4311 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om toekenningen krachtens de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv)

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1957, een aanvraag ingediend voor toekenningen krachtens de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Deze aanvraag werd op 5 februari 2014 afgewezen, en het bestreden besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad werd gehandhaafd. Appellant beroept zich op de oorlogservaringen van zijn ouders, maar de Raad stelt vast dat de Wuv sinds 15 juli 1994 gesloten is voor de tweede generatie. Dit betekent dat alleen personen die vervolging hebben ondergaan en voldoen aan de overige vereisten van de Wuv in aanmerking komen voor gelijkstelling met de vervolgde.

De Raad overweegt dat de Wuv zelf al een anti-hardheidsbepaling bevat en dat het niet toepassen van de wet geen klaarblijkelijke hardheid inhoudt. Appellant kan niet worden gehoord over zijn bezwaar, omdat dit als kennelijk ongegrond is bestempeld. De Raad concludeert dat verweerder terecht de aanvraag heeft afgewezen en dat het beroep van appellant ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 december 2015.

Uitspraak

14/4311 WUV
Datum uitspraak: 24 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen:
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft prof. mr. H. Loonstein, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 20 juni 2014, kenmerk BZ01733114 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2015. Appellant is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

1. Appellant, geboren in 1957, heeft in december 2013 een aanvraag om toekenningen krachtens de Wuv ingediend. Bij besluit van 5 februari 2014 is deze aanvraag afgewezen. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Appellant is ruim na 1945 geboren en beroept zich op de oorlogservaringen van zijn ouders. Met ingang van 15 juli 1994 is de Wuv gesloten voor de tweede generatie. Sindsdien kunnen alleen personen die weliswaar vervolging in de zin van de Wuv hebben ondergaan, maar die niet voldoen aan de overige vereisten van de Wuv, alsmede personen die voldoen aan bedoelde vereisten en die tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 in omstandigheden verkeerden welke overeenkomst vertonen met vervolging, nog in aanmerking komen voor gelijkstelling met de vervolgde op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wuv.
2.2.
Wat betreft het beroep van appellant op bijzondere omstandigheden is van belang dat artikel 3, tweede lid, van de Wuv zelf al een anti-hardheidsbepaling is. Toepassing is aan de orde als het niet toepassen van de wet een klaarblijkelijke hardheid zou inhouden. Verruiming van het toepassingsbereik van het artikellid kan dus nimmer aan de orde zijn. Dat wordt niet anders doordat appellant meent dat hij vóór 1994 voldeed aan de toen geldende voorwaarden om voor voorzieningen krachtens de Wuv in aanmerking te komen.
2.3.
Verweerder was dus gehouden de aanvraag af te wijzen. Verweerder heeft voorts terecht het tegen die afwijzing gemaakte bezwaar als kennelijk ongegrond bestempeld en mocht er dus van afzien appellant naar aanleiding van dat bezwaar te horen.
2.4.
Het beroep is ongegrond.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2015.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J.L. Meijer

HD