ECLI:NL:CRVB:2015:4794
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag toekenning op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië
Op 24 december 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellante, geboren in 1947 in het voormalig Nederlands-Indië, had in juli 2012 een aanvraag ingediend voor toekenning op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). De aanvraag werd afgewezen door verweerder op 19 september 2013, omdat er geen bevestiging was verkregen van de door appellante gestelde oorlogservaringen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 12 november 2015 heeft appellante haar zaak toegelicht, waarbij zij een getuige, [P.], heeft meegebracht. Deze getuige verklaarde dat hij getuige was van een schermutseling waarbij de vader van appellante betrokken was, en dat de familie van appellante in een gevaarlijke buurt woonde. Echter, uit een sociaal rapport uit 2002 bleek dat deze getuige in 1946 naar Bandoeng was verhuisd, wat de geloofwaardigheid van zijn verklaring ondermijnde. De Raad concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren die de verklaring van [P.] ondersteunden, en dat appellante niet kon worden erkend onder de AOR.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier J.L. Meijer.