ECLI:NL:CRVB:2015:4792
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om een voorziening voor een extra vakantie op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1940, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, waarin zijn verzoek om een voorziening voor een extra vakantie werd afgewezen. Appellant, erkend als burger-oorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit, had op 12 november 2013 verzocht om een extra vakantie naar Indonesië voor een hereniging met zijn familie. Het verzoek werd afgewezen omdat het niet voldeed aan de voorwaarden voor vergoeding van extra vakantiekosten volgens de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De Raad van bestuur stelde dat de aanvraag in feite een verzoek voor een reguliere vakantie betrof, wat niet onder de vergoedingsvoorwaarden viel.
Tijdens de zitting op 12 november 2015 was appellant niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door A.L. van de Wiel. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen medische noodzaak was aangetoond voor de gevraagde reis. De verklaringen van de kno-arts, die de psychische klachten van appellant behandelde, werden niet als een medisch voorschrift voor de reis beschouwd. De Raad concludeerde dat de omstandigheden rondom de gewenste reis meer leken op een reguliere vakantie, waarvoor geen vergoeding op basis van de Wubo mogelijk was.
De uitspraak werd gedaan op 24 december 2015, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.