ECLI:NL:CRVB:2015:4787
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor loongerelateerde WGA-uitkering na herseninfarct
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die in 2011 arbeidsongeschikt raakte door een herseninfarct, had in 2013 recht gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv had vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid 49,71% was. Appellant was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank Gelderland bevestigde het standpunt van het Uwv en verklaarde het beroep van appellant ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten en voerde aan dat het Uwv onzorgvuldig onderzoek had verricht. Hij betwistte de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door het Uwv was opgesteld en stelde dat de geselecteerde voorbeeldfuncties te belastend voor hem waren. Het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant afdoende had besproken en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die aanleiding gaven tot twijfel aan de FML van het Uwv. De Raad bevestigde dat de geselecteerde voorbeeldfuncties medisch geschikt waren voor appellant, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de belasting van deze functies de belastbaarheid van appellant niet overschreed.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.