ECLI:NL:CRVB:2015:4778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft appellante, die als vrachtwagenchauffeuse werkte, zich op 10 januari 2011 arbeidsongeschikt gemeld vanwege nek-, schouder- en armklachten, alsook duizeligheid en flauwvallen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat appellante met ingang van 7 januari 2013 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het onderzoek door de verzekeringsartsen onvoldoende zorgvuldig is verricht en dat haar beperkingen zijn onderschat. Appellante heeft de diagnose myofasciaal pijnsyndroom gekregen, wat volgens haar de klachten verklaart. De verzekeringsarts heeft echter geen aanvullend neurologisch onderzoek verricht, omdat er geen afwijkingen waren gevonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het onderzoek van het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest en dat de vastgestelde beperkingen van appellante juist zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsgeneeskundige rapporten inzichtelijk en overtuigend zijn en dat appellante in medisch opzicht in staat is de werkzaamheden te verrichten die zijn verbonden aan de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.