ECLI:NL:CRVB:2015:4743
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens onduidelijk woonadres en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellante, die sinds 29 december 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Amsterdam heeft na een anonieme melding een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand, waarbij bleek dat appellante mogelijk niet op het opgegeven uitkeringsadres woonde. De afdeling Handhaving van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) heeft dossieronderzoek gedaan, appellante gehoord en getuigenverklaringen verzameld. Op basis van deze bevindingen heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam besloten de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft de bezwaren ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen deze besluiten ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan. In hoger beroep betwistte appellante de getuigenverklaringen en stelde dat het college positieve bevindingen niet had meegewogen. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de intrekking van bijstand een belastend besluit is en dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. De Raad concludeert dat appellante niet heeft voldaan aan haar inlichtingenverplichting, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De verklaringen van de getuigen, die allen bevestigden dat appellante niet op het uitkeringsadres woonde, zijn doorslaggevend geweest. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.