Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant op 6 maart 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van stoffering en inrichting van zijn nieuwe woning. Het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar heeft deze aanvraag op 4 april 2013 afgewezen, met als reden dat de kosten van woninginrichting behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dat deze uit het inkomen moeten worden bestreden. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar op 5 november 2013 ongegrond verklaard. De rechtbank Noord-Holland heeft op 20 augustus 2014 het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 10 november 2015 heeft de gemachtigde van appellant, mr. R. Polderman, toegelicht dat appellant door schulden niet over voldoende reserveringsruimte beschikt en dat het afsluiten van een lening niet mogelijk is. Hij betoogde dat deze financiële situatie moet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB).
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid is die recht geeft op bijzondere bijstand. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 december 2015.