ECLI:NL:CRVB:2015:4725
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand met terugwerkende kracht en bijzondere omstandigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht ongegrond heeft verklaard. Appellant had bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar zijn aanvragen werden door het college buiten behandeling gesteld omdat hij niet alle benodigde gegevens had aangeleverd. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. Uiteindelijk werd hem bijstand toegekend met ingang van 1 mei 2013, maar hij maakte bezwaar tegen de ingangsdatum van de bijstand. Het college verklaarde dit bezwaar ongegrond, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht zou worden verleend.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het college niet zorgvuldig had gehandeld, gezien zijn psychische gesteldheid. Hij stelde dat het college hem meer had moeten helpen en dat het aan het college was om aan te tonen dat er geen causaal verband was tussen zijn psychische problemen en het indienen van zijn aanvraag. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het in beginsel aan de aanvrager is om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die rechtvaardigen dat bijstand wordt verleend met terugwerkende kracht. De Raad concludeerde dat appellant niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De stelling dat de behandelend ambtenaar niet zorgvuldig had gehandeld, werd als niet relevant beschouwd, omdat deze in procedures tegen de eerdere besluiten naar voren had moeten worden gebracht.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 december 2015.