ECLI:NL:CRVB:2015:4724

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
14/3128 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de korting op AOW-pensioen wegens schuldig nalatig premiebetaling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had in 2011 een AOW-pensioen toegekend gekregen door de Sociale verzekeringsbank (Svb), maar met een korting van 14%. Deze korting was het gevolg van schuldig nalatig gedrag van de appellant, die tussen 1994 en 2000 de verschuldigde AOW-premies niet had betaald. De appellant had eerder al kennisgenomen van deze schuldig nalatig verklaringen via besluiten van 16 oktober 2003, die inmiddels formele rechtskracht hadden verkregen.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de Svb terecht de korting had toegepast, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij de premies wel had voldaan of dat hij niet meer hoefde te betalen. De Raad benadrukte dat het aan de appellant was om zijn stelling te onderbouwen, wat hij niet had gedaan. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met I. Mehagnoul als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

14/3128 AOW
Datum uitspraak: 22 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
24 maart 2014, 13/3438 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2015. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 25 oktober 2011 heeft de Svb aan appellant met ingang van maart 2012 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend. Daarbij is een korting toegepast van 14%. Deze korting vloeit voort uit het feit dat appellant over de jaren 1994 tot en met 2000 schuldig nalatig is verklaard de verschuldigde premie AOW te betalen. Dit is aan appellant meegedeeld bij besluiten van 16 oktober 2003.
1.2.
Bij besluit op bezwaar van 7 mei 2013 (bestreden besluit) heeft de Svb het besluit
van 25 oktober 2011 gehandhaafd. Daarbij is overwogen dat de besluiten waarbij appellant schuldig nalatig is verklaard, rechtens onaantastbaar zijn, hetgeen op grond van artikel 13, eerste lid, onder b, van de AOW, terecht heeft geleid tot een korting op het ouderdomspensioen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat vaststaat dat appellant schuldig nalatig is geweest premie te betalen in de betreffende jaren en dat de Svb op grond van artikel 13 van de AOW terecht voor die jaren een korting heeft toegepast op het AOW-pensioen.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij niet schuldig nalatig is geweest premies te betalen, omdat hij destijds een betalingsregeling had getroffen met de belastingdienst en die ook heeft nageleefd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de Svb, ingevolge artikel 13, eerste lid, onder b, van de AOW, op de uitkering van appellant ingevolge de AOW terecht een korting heeft toegepast van 14%.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de beslissingen waarbij appellant over de jaren 1994 tot en met 2000 schuldig nalatig is verklaard, formele rechtskracht hebben verkregen. Dit betekent dat deze door de Svb dan ook met recht aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd. Aan de stelling dat appellant de verschuldigde premies wel heeft voldaan dan wel niet meer hoefde te voldoen en hij om die reden niet (meer) schuldig nalatig is, komt de Raad in het kader van de vraag of er terecht een korting is toegepast niet toe. Het had op de weg van appellant gelegen om deze stelling in het kader van een procedure tegen de schuldig nalatig verklaringen in te brengen. Bovendien heeft appellant zijn stelling geenszins met stukken onderbouwd.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2015.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) I. Mehagnoul

MK