ECLI:NL:CRVB:2015:4683
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die zich ziek had gemeld wegens psychische en lichamelijke klachten, had eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontvangen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 25 november 2013 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door de rechtbank ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
Appellant betoogde dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door geen onafhankelijk deskundig onderzoek te laten verrichten en dat zijn psychische beperkingen waren onderschat. De Raad oordeelde echter dat het Uwv een zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek had verricht. Alle relevante informatie, inclusief de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsartsen en gegevens van de behandelend sector, was op een deugdelijke wijze betrokken bij de beoordeling. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen zelfstandig onderzoek hadden verricht en dat er geen aanleiding was voor een onafhankelijk deskundig onderzoek.
De Raad concludeerde dat de beperkingen van appellant, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), de belastbaarheid juist weergaven. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de arbeidsdeskundigen toereikend hadden gemotiveerd dat appellant de geselecteerde functies kon vervullen. De gronden van appellant werden verworpen, en de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.