ECLI:NL:CRVB:2015:4640

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
18 december 2015
Zaaknummer
15/2893 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen besluit Zorgkantoor inzake persoonsgebonden budget en invoering trekkingsrechten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een bezwaar van appellant tegen een besluit van het Zorgkantoor, dat hem een persoonsgebonden budget (pgb) had verleend voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013. Appellant maakte bezwaar tegen de mededeling in het besluit van 9 januari 2014, waarin werd aangekondigd dat de betalingen van het pgb in de toekomst via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) zouden verlopen. Het Zorgkantoor verklaarde het bezwaar ongegrond, waarop appellant in beroep ging.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk was, omdat de mededeling over de invoering van trekkingsrechten niet gericht was op rechtsgevolg, maar slechts een informatieve mededeling betrof. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de mededeling wel degelijk rechtsgevolgen had, omdat hij de negatieve gevolgen voorzag.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de mededeling over de invoering van trekkingsrechten geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht was, en dat het Zorgkantoor appellant terecht niet-ontvankelijk had verklaard in zijn bezwaar. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/2893 AWBZ
Datum uitspraak: 16 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 maart 2015, 14/5807 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
VGZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. Klootwijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Klootwijk. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. P.I. Algoe.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 9 januari 2014 heeft het Zorgkantoor aan appellant een persoonsgebonden budget (pgb) van € 17.028,63 verleend voor de periode van 1 januari 2013 tot en met
31 december 2013. Het Zorgkantoor heeft in dit besluit het volgende medegedeeld:
“(…) Op dit moment bereiden wij ons voor op de invoering van trekkingsrechten. U krijgt dan geen pgb meer van ons betaald, maar wij maken uw pgb over naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB betaalt uw zorgverleners(s) als u hiervoor een opdracht hebt gegeven.
Het is nog niet bekend wanneer in 2014 wij deze trekkingsrechten precies invoeren. Dat hangt af van de uitkomst van een proef die momenteel loopt. Wij informeren u hierover ten minste twee maanden van tevoren. (…)”.
1.2.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 januari 2014. Hij acht het onjuist dat verdere betalingen van het pgb in het vervolg via de SVB verlopen.
1.3.
Bij besluit van 8 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar tegen het besluit van 9 januari 2014 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het bezwaar van appellant tegen het besluit van
9 januari 2014 niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar en beroep zich richten op de passage in het besluit van 9 januari 2014 inzake de invoering van trekkingsrechten. Deze passage is niet op rechtsgevolg gericht, omdat het enkel een mededeling van algemene informatieve aard betreft, waarin wordt aangekondigd dat trekkingsrechten zullen worden ingevoerd en dat appellant over de precieze datum van invoering daarvan ten minste twee maanden voorafgaand aan de invoering wordt geïnformeerd. Dat betekent dat deze passage niet kan worden aangemerkt als een (onderdeel van) besluit waartegen bezwaar openstaat, zodat het Zorgkantoor appellant niet-ontvankelijk had moeten verklaren in zijn bezwaar.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat de mededeling inzake de invoering van de trekkingsrechten wel op rechtsgevolg is gericht, omdat hij op dat moment de negatieve gevolgen, die later zouden plaatsvinden, voorzag.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met juistheid heeft de rechtbank op grond van het bezwaarschrift in samenhang met het beroepschrift vastgesteld dat het bezwaar in de procedure met registratienummer
14/5807 AWBZ, zich alleen richt tegen de onder 1.1 aangehaalde mededeling in het besluit van 9 januari 2014 inzake de invoering van trekkingsrechten. Ten aanzien van deze mededeling heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat het een mededeling van algemene informatieve aard betreft. De enkele aankondiging dat op een bepaald, in de toekomst gelegen tijdstip, trekkingsrechten zullen worden ingevoerd, is niet gericht op enig rechtsgevolg. Het bezwaar was derhalve niet gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, het Zorgkantoor het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries als voorzitter, in tegenwoordigheid van
D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2015.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) D. van Wijk

UM