ECLI:NL:CRVB:2015:4634
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die als assistent afwerker in een drukkerij werkte, viel op 29 april 2011 uit met nekklachten. Het Uwv stelde bij besluit van 21 maart 2013 vast dat appellant met ingang van 26 april 2013 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een later bestreden besluit van 14 augustus 2013 door het Uwv gehandhaafd.
In hoger beroep stelde appellant dat het Uwv zijn belastbaarheid had overschat en dat hij in 2014 de diagnose reumatoïde artritis had gekregen, wat niet was onderkend op de datum in geding. Appellant overhandigde rapporten van reumatoloog N. Duru-Yilmaz ter ondersteuning van zijn standpunt. Het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak, en de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht geen reden zag om te twijfelen aan de uitkomsten van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De verzekeringsarts had overtuigend gemotiveerd welke beperkingen appellant ondervond en waarom er geen aanleiding was voor verdergaande beperkingen.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier N. Veenstra, op 18 december 2015.