ECLI:NL:CRVB:2015:4601

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
14/4297 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigd betaalde persoonsgebonden budgetten (PGB) door Zorgkantoor

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een persoonsgebonden budget (PGB) had ontvangen van het Zorgkantoor, was het niet eens met de terugvordering van een deel van dit budget. Het Zorgkantoor had in 2013 vastgesteld dat de appellant niet had voldaan aan de verplichtingen die aan het PGB waren verbonden, omdat hij de besteding van het budget niet had verantwoord. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad heeft vastgesteld dat het Zorgkantoor bevoegd was om het PGB lager vast te stellen en om het onverschuldigd betaalde bedrag terug te vorderen. De appellant voerde aan dat hij onvoldoende financiële draagkracht had om de terugvordering te kunnen betalen en vroeg om kwijtschelding. De Raad oordeelde echter dat de omstandigheden van de appellant, waaronder de betalingsonmacht, niet voldoende waren om het Zorgkantoor te beletten tot terugvordering over te gaan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd geoordeeld dat de appellant geld had ontvangen waarop hij geen recht had.

De uitspraak benadrukt de verplichting van het Zorgkantoor om bij terugvordering rekening te houden met de belangen van de appellant, maar concludeert dat in dit geval de terugvordering gerechtvaardigd was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/4297 AWBZ
Datum uitspraak: 16 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 juni 2014, 14/566 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
CZ Zorgkantoor (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2015.
Appellant is niet verschenen. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. S.A.M. Clijsen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 16 maart 2012 heeft het Zorgkantoor op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aan appellant voor 2012 een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend van € 9.172,20 voor verschillende zorgfuncties.
1.2.
Bij besluit van 12 april 2013 heeft het Zorgkantoor het PGB over 2012 vastgesteld op
€ 3.403,50 en een bedrag van € 5.768,70 van appellant teruggevorderd.
1.3.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 april 2013 en aangevoerd dat een bedrag van € 3.600,- van hem is gestolen en hij € 1.400,- heeft besteed aan een verhuizing. Hij zou € 15,- per maand kunnen afbetalen. Meer kan hij niet afbetalen, omdat de Belastingdienst beslag heeft gelegd op zijn uitkering.
1.4.
Bij besluit van 23 december 2013 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan heeft het Zorgkantoor ten grondslag gelegd dat appellant de besteding van het PGB over de tweede helft van 2012 niet heeft verantwoord, zodat hij niet heeft voldaan aan de aan het PGB verbonden verplichtingen als bedoeld in de Regeling subsidies AWBZ. Het Zorgkantoor was daarom bevoegd om het PGB over 2012 lager vast te stellen dan het bij de verlening bepaalde bedrag. Het Zorgkantoor heeft geen reden gezien om af te zien van terugvordering.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat vast staat dat het PGB over de tweede helft van 2012 onverschuldigd is betaald. Het Zorgkantoor vordert onverschuldigd betaalde bedragen in beginsel terug. De rechtbank acht dit niet onredelijk omdat het PGB niet is besteed aan AWBZ-zorg. In de door appellant gestelde betalingsonmacht is geen grond gelegen voor het oordeel dat het Zorgkantoor niet tot terugvordering heeft kunnen overgaan. Dit doet immers niet af aan het feit dat appellant geld heeft ontvangen waarop hij geen recht had.
3.1.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat hij onvoldoende financiële draagkracht heeft om de terugvordering te kunnen betalen en verzocht om kwijtschelding van de terugvordering.
3.2.
Het Zorgkantoor heeft geconcludeerd tot bevestiging van de aangevallen uitspraak. Ter zitting heeft het Zorgkantoor verklaard dat het nog openstaande bedrag wegens oninbaarheid is afgeboekt.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Het Zorgkantoor dient bij de uitoefening van de discretionaire bevoegdheid tot terugvordering van onverschuldigd betaalde PGB-voorschotten rekening te houden met de in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde verplichting tot evenredige belangenafweging. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de door appellant in dat kader aangevoerde omstandigheid dat hij onvoldoende financiële draagkracht heeft niet kan leiden tot het oordeel dat het Zorgkantoor niet redelijkerwijs tot terugvordering heeft kunnen overgaan. Daarbij is van belang dat het Zorgkantoor bij de inning of invordering van de geldschuld rekening moet houden met de bescherming van de beslagvrije voet.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2015.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) D. van Wijk

UM