ECLI:NL:CRVB:2015:4580
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen gronden in beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen appellante en Zorginstituut Nederland, dat als rechtsopvolger van het College voor zorgverzekeringen optreedt. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Zorginstituut van 20 november 2013, waarin werd bepaald dat zij met ingang van december 2013 een bestuursrechtelijke premie verschuldigd was. Het Zorginstituut verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 26 juni 2014.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Zorginstituut niet-ontvankelijk verklaard, omdat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte. Appellante had de gelegenheid gekregen om dit verzuim te herstellen, maar heeft de aanvullende beroepsgronden pas na de gestelde termijn ingediend. In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank een belangenafweging had moeten maken in haar voordeel, omdat zij belang had bij een inhoudelijke behandeling van haar beroepschrift.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad stelde vast dat appellante niet binnen de gestelde termijn de gronden van beroep had ingediend en dat de rechtbank de gemachtigde van appellante op het verzuim had gewezen. De enkele omstandigheid dat appellante belang had bij een inhoudelijke beoordeling was onvoldoende om de beslissing van de rechtbank te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees een veroordeling in proceskosten af.