ECLI:NL:CRVB:2015:4564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting door appellant
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden. Appellanten ontvingen vanaf 24 juni 2013 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een signaal uit Suwinet dat appellant inkomsten zou hebben genoten, heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant werkzaamheden als deejay had verricht en daaruit financiële vergoedingen had ontvangen, zonder dit te melden aan het college.
Het college heeft vervolgens de bijstand van appellanten met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat niet kon worden vastgesteld of appellanten recht hadden op bijstand in de betreffende periode. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, waarna appellanten in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van de inkomsten uit de werkzaamheden. De Raad benadrukte dat het aan appellanten was om aannemelijk te maken dat zij recht hadden op bijstand, wat zij niet hebben gedaan. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.