ECLI:NL:CRVB:2015:4527
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van de WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die voorheen werkzaam was als groepshulp in de kinderopvang, heeft zich op 10 januari 2011 ziek gemeld vanwege gewrichtsklachten en later ook psychische klachten. Het Uwv heeft na onderzoek vastgesteld dat appellante met ingang van 7 januari 2013 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar de rechtbank Gelderland verklaarde haar beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, met name op het gebied van haar psychische gezondheid. Ze stelt dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar concentratieproblemen en handelingstempo. Ook betwist zij de geschiktheid van de geselecteerde functies, waaronder de functie van wikkelaar, die volgens haar niet aansluit bij haar belastbaarheid.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling door het Uwv deugdelijk is en dat de door appellante ingediende medische informatie geen aanleiding geeft om aan de juistheid van deze beoordeling te twijfelen. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en wijst haar verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 december 2015.