ECLI:NL:CRVB:2015:4491
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens gebrek aan machtiging sociaal raadsman
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar sociaal raadsman R. Snoeren, bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat een verzoek om terugbetaling van onverschuldigd betaalde uitkering had afgewezen. Het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat er geen schriftelijke machtiging was ontvangen waaruit bleek dat Snoeren gemachtigd was om namens appellante op te treden. De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, omdat appellante niet had aangetoond dat zij het machtigingsformulier tijdig had geretourneerd.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet voldoende bewijs had geleverd voor het tijdig terugsturen van het machtigingsformulier. Appellante stelde dat het Uwv brieven naar een onjuist postadres had gestuurd, wat haar in de weg had gestaan om tijdig te reageren. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het machtigingsformulier daadwerkelijk was geretourneerd. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door E. Dijt, met N. Veenstra als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 december 2015. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.