Uitspraak
OVERWEGINGEN
6 augustus 2012 heeft appellante een re-integratieplan ondertekend met een looptijd van
29 oktober 2012 haar baan bij werkgever opgezegd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die een Wajong-uitkering ontving, had haar arbeidsovereenkomst opgezegd in strijd met een re-integratieplan dat was opgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het re-integratieplan was gericht op het vinden van betaald werk en vereiste inzet en betrokkenheid van appellante. Het Uwv had als gevolg van de opzegging van de arbeidsovereenkomst de Wajong-uitkering van appellante met 50% verlaagd, omdat dit haar re-integratiemogelijkheden ernstig had geschaad. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat haar opzegging van de arbeidsovereenkomst niet verwijtbaar was, gezien haar psychische beperkingen. Ze stelde dat de aangeboden functie en alternatieve mogelijkheden niet passend voor haar waren. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante in strijd heeft gehandeld met het re-integratieplan en dat haar handelen buitengewone nadelige gevolgen heeft gehad voor haar re-integratie. De Raad heeft de argumenten van appellante verworpen en bevestigd dat het Uwv gerechtigd was om een maatregel op te leggen.
De uitspraak bevestigt dat de verplichtingen die voortvloeien uit een re-integratieplan serieus genomen moeten worden en dat het opzeggen van een arbeidsovereenkomst zonder goede reden kan leiden tot sancties, zoals een verlaging van de uitkering.