1.5.Betrokkenen hebben tegen de primaire besluiten 1, 2 en 3 bezwaar gemaakt. Bij besluiten van 7 maart 2014 (bestreden besluiten) heeft de korpschef de bezwaren van betrokkenen ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraken de beroepen van betrokkenen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de korpschef opgedragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van haar uitspraken, met bepalingen over proceskosten en griffierechten. Daartoe heeft zij, samengevat, het volgende overwogen:
a. Wat betreft de bezwaren tegen de aangepaste functiebeschrijving stelt de rechtbank allereerst vast dat de korpschef, ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank Almelo van 14 november 2012 ervoor gekozen heeft de specifieke setting van het GPT aan de functiebeschrijvingen van betrokkenen toe te voegen. Nu betrokkenen vanuit twee verschillende functies bij het GPT zijn geplaatst is de rechtbank van oordeel dat reeds hierom terecht is besloten niet over te gaan tot het vaststellen van twee gelijke functiebeschrijvingen.
b. Wat betreft het taakelement coördinatie van werkzaamheden heeft de korpschef zich neergelegd bij het oordeel van de rechtbank Almelo van 14 november 2012 dat voldoende aannemelijk is dat de werkzaamheden van betrokkenen ook coördinerende elementen bevatten. Het hebben van verantwoordelijkheid behoeft geen vereiste te zijn voor het kunnen aannemen van het coördineren van werkzaamheden. De korpschef had dan ook bij de aanpassing van de functiebeschrijvingen een nadere inventarisatie en beschrijving van de coördinerende werkzaamheden van operationele taken niet achterwege mogen laten. De beroepen tegen de handhaving van de primaire besluiten 1 zijn op dit punt gegrond.
c. Wat betreft het taakelement debriefing kan de rechtbank zich verenigen met de toelichting van de korpschef dat de informatie-uitwisseling met Duitse en Nederlandse collega’s geen debriefing is en dat, voor zover er sprake is van debriefings in de eigenlijke betekenis van “terugkoppeling” of evaluatie achteraf, deze slechts incidenteel en experimenteel geschieden.
d. Wat betreft het taakelement coaching oordeelt de rechtbank dat de korpschef, in het voetspoor van de Bezwarenadviescommissie, daaraan een redelijke begripsbepaling heeft gegeven met de omschrijving “de begeleiding van een persoon of groep in een leerproces om de professionaliteit en het functioneren te verbeteren”. Niet gebleken is dat coachen in deze zin tot het dagelijks werk van betrokkenen behoorde.
e. Wat betreft het niet mogen voortzetten van de werkzaamheden na 3 augustus 2013 vanwege het gestelde tijdelijk karakter van de werkzaamheden is de korpschef ten onrechte voorbijgegaan aan het feit dat, ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank Almelo van 14 november 2012, aangepaste persoonlijke functiebeschrijvingen, toegespitst op de specifieke setting van het GPT, zijn vastgesteld, op welke functies betrokkenen met ingang van 31 december 2009 zonder tijdsbeperking zijn geplaatst. Nu bovendien het GPT inmiddels voor onbepaalde tijd is voortgezet is de rechtbank van oordeel dat een door de korpschef gewenst vertrek van betrokkenen bij het GPT en het afnemen van de daarbij behorende werkzaamheden een functiewijziging inhoudt waarvoor een juridische grondslag is vereist. Van zo’n grondslag is niet gebleken. Zo’n grondslag kan ook niet worden gevonden in
artikel 5, tweede lid, van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie, nu de korpschef geen toepassing heeft gegeven aan dat artikellid. De beroepen tegen de handhaving van de primaire besluiten 2 zijn derhalve gegrond.
f. Het door de korpschef gedane beroep op artikel 64 van het Besluit algemene rechtspositie politie om betrokkenen in een andere functie te plaatsen slaagt niet, nu onvoldoende is onderbouwd dat er in de situatie van betrokkenen sprake is van een “bijzonder geval”, op grond waarvan de overplaatsingen in het belang van de dienst gerechtvaardigd zouden zijn. De beroepen tegen de handhaving van de primaire besluiten 3 zijn derhalve gegrond.
3. De korpschef had zich bij zijn ingetrokken hoger beroepen gekeerd tegen de in rechtsoverweging 2, onder b, e en f weergegeven onderdelen van de aangevallen uitspraken. Betrokkenen hebben zich in hun incidenteel hoger beroep gekeerd tegen de onder a, c en d weergegeven onderdelen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De ingetrokken hoger beroepen