ECLI:NL:CRVB:2015:4440
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van het Uwv inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin hem werd meegedeeld dat hij per 11 oktober 2011 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het bezwaar van de appellant werd door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding, omdat het bezwaarschrift pas op 13 januari 2015 was ingediend, terwijl de termijn voor indienen op 1 december 2014 was verstreken.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat het bezwaarschrift slechts drie uur na de deadline was verzonden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden die door de appellant zijn aangevoerd niet voldoende waren om aan te nemen dat hij niet in verzuim was geweest. Het enkele feit dat het bezwaarschrift enkele uren te laat was verzonden, was niet voldoende om de niet-ontvankelijkheid te weerleggen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar te herzien, en dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier J.R. van Ravenstein, en werd openbaar uitgesproken op 4 december 2015.