In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had in de periode van 10 juli 2012 tot en met 3 augustus 2012 vier sollicitaties verricht, wat volgens de Raad voldoende was om te voldoen aan haar sollicitatieverplichting. Het Uwv had eerder besloten om de uitkering van appellante te korten omdat zij in een andere periode onvoldoende had gesolliciteerd. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot de conclusie dat het Uwv zijn standpunt ter zitting niet handhaafde. Hierdoor kon de aangevallen uitspraak niet in stand blijven. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van 13 december 2012 en herstelde het besluit van 19 oktober 2012, waardoor de opgelegde maatregel van 25% korting op de uitkering verviel. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 974,- werden begroot, en moest het Uwv het griffierecht van € 160,- vergoeden.