ECLI:NL:CRVB:2015:4415
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Maatregel wegens niet nakomen arbeidsverplichtingen en beoordeling van recidive in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een maatregel die is opgelegd aan betrokkene, die bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant, het college van burgemeester en wethouders van Lelystad, had betrokkene voor de periode van 1 juni 2012 tot en met 30 november 2012 gedeeltelijk ontheven van arbeidsverplichtingen. Echter, in 2013 heeft appellant de bijstand van betrokkene met 100% verlaagd voor de duur van twee maanden, omdat betrokkene weigerde een contract voor een re-integratietraject te ondertekenen. Appellant stelde dat er sprake was van recidive, omdat betrokkene eerder ook had geweigerd om een administratieve functie te vervullen.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het besluit van 5 juni 2013 herroepen voor zover de bijstand over juli 2013 met 100% was verlaagd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van recidive, omdat betrokkene in het verleden gedeeltelijk ontheven was van arbeidsverplichtingen en de weigering om een functie te aanvaarden niet als een maatregelwaardige gedraging kon worden aangemerkt. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de eerdere beslissing van appellant om af te zien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen niet kon worden aangemerkt als recidive.
In het incidenteel hoger beroep heeft betrokkene aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat appellant had moeten afzien van de verlaging van de bijstand. De Raad oordeelde echter dat de psychische problemen van betrokkene niet voldoende onderbouwd waren om dringende redenen aan te nemen. De uitspraak bevestigde dat de eerdere beslissing van de rechtbank terecht was en dat de maatregel van 100% gedurende één maand opgelegd mocht worden.