ECLI:NL:CRVB:2015:4394
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de herziening van zijn WAO-uitkering. De appellant had verzocht om een herziening van zijn uitkering met terugwerkende kracht naar 16 december 2009, omdat hij meende dat hij vanaf die datum arbeidsongeschikt was. Het Uwv had echter vastgesteld dat de appellant pas recht had op herziening van zijn uitkering met ingang van 7 januari 2012, en dat zijn arbeidsongeschiktheid pas vanaf 5 januari 2010 was ontstaan.
De Raad heeft in zijn overwegingen de medische rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken, waarin werd geconcludeerd dat er geen medische gronden waren om een eerdere datum van arbeidsongeschiktheid aan te nemen. De Raad oordeelde dat de enkele aanwezigheid van knie- en heupklachten, alsmede spanningsklachten, niet voldoende was om te concluderen dat de appellant eerder arbeidsongeschikt was. De Raad heeft de informatie van de huisarts en de bedrijfsarts in overweging genomen, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was dat de appellant al op 16 december 2009 zijn werk had gestaakt.
De Raad heeft ook de argumenten van de appellant over zijn psychische en lichamelijke toestand beoordeeld, maar oordeelde dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met zijn beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 2.248,40. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.