ECLI:NL:CRVB:2015:4383
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet woonachtig op het uitkeringsadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland. Appellant ontving sinds 13 december 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad heeft de bijstand van appellant ingetrokken, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij zijn hoofdverblijf had in de gemeente Zaanstad. Dit besluit volgde na een onderzoek waarin werd vastgesteld dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde. Appellant heeft tijdens een hoorzitting verklaard dat hij bij vrienden in een andere plaats woonde en zijn bankafschriften toonden dat hij daar ook zijn pintransacties deed. De handhavingsmedewerkers troffen de woning van appellant leeg en in onbewoonbare staat aan. De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en verklaarde het hoger beroep tegen de tweede uitspraak niet-ontvankelijk, omdat de intrekking van de bijstand in rechte standhield. De Raad oordeelde dat appellant onvoldoende procesbelang had bij de beoordeling van het opschortingsbesluit, aangezien de bijstand al was ingetrokken.