ECLI:NL:CRVB:2015:4369
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en WGA-uitkering na knieklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als autotechnicus werkzaam was, had zich in 2006 ziek gemeld vanwege hartklachten en had recht op een WGA-uitkering. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2014, waarbij werd vastgesteld dat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, werd zijn uitkering stopgezet. De appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn knieklachten, na een operatie, niet voldoende waren meegewogen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank had geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen juist waren. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat hij meer beperkingen had dan door het Uwv was aangenomen, vooral met betrekking tot staan, traplopen en autorijden. De Raad onderschreef echter de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de medische gegevens geen aanleiding gaven om de vastgestelde beperkingen te herzien. De angst van de appellant voor een nieuw hartinfarct werd niet als voldoende gegrond beschouwd om extra beperkingen aan te nemen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant, uitgaande van de voor hem vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), medisch geschikt was voor de functies die aan de schatting ten grondslag lagen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.