ECLI:NL:CRVB:2015:4368

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
7 december 2015
Zaaknummer
14/47 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake arbeidsongeschiktheid

Op 25 november 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 15 februari 2012. Verzoeker, die in Marokko woont, heeft verzocht om herziening van de uitspraak die betrekking had op zijn arbeidsongeschiktheid. Het verzoek om herziening is ingediend omdat verzoeker een nieuwe beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid wenst. Het Uwv heeft geen reactie op dit verzoek ingediend en verzoeker is niet verschenen tijdens de zitting op 14 oktober 2015.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat op grond van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Wab) het recht zoals dit gold voor de inwerkingtreding van deze wet van toepassing blijft op verzoeken om herziening van eerder bekendgemaakte uitspraken. De Raad stelt vast dat verzoeker geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid heeft aangedragen die aanleiding zou geven tot herziening van de eerdere uitspraak. De Raad bevestigt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak.

Uiteindelijk besluit de Centrale Raad van Beroep om het verzoek om herziening af te wijzen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van griffier V. van Rij, en is openbaar uitgesproken op 25 november 2015.

Uitspraak

14/47 WAO
Datum uitspraak: 25 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 15 februari 2012, 11/2722
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] , Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 15 februari 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BV5047).
Het Uwv heeft geen reactie op dit verzoek om herziening ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2015. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Z. Seyben.

OVERWEGINGEN

1.1.
Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Wab) in werking getreden. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wab blijft het recht zoals dit gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing op een verzoek om herziening van een voor dat tijdstip bekendgemaakte uitspraak.
1.2.
Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.3.
Bij de uitspraak waarvan verzoeker om herziening vraagt, heeft de Raad de uitspraak van 21 april 2011, 08/2020 van de rechtbank Amsterdam bevestigd. In die uitspraak is geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft aangenomen dat appellant er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van het Uwv van 29 juni 2004.
2. Verzoeker heeft aan het verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat hij een (nieuwe) beoordeling wenst over zijn arbeidsongeschiktheid.
3.1.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van 3 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN7982) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Niet gebleken is dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
3.2.
Uit 3.1 vloeit voort dat het verzoek om herziening van voormelde uitspraak van de Raad moet worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2015.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) V. van Rij

AP