ECLI:NL:CRVB:2015:4366
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging recht op ziekengeld na beoordeling geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die als beveiligingsbeambte werkte, had zich op 12 januari 2012 ziek gemeld met psychische klachten en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet. Na meerdere bezoeken aan de verzekeringsarts concludeerde deze dat appellant voldoende hersteld was om zijn werkzaamheden te hervatten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde daarop het recht op ziekengeld per 16 augustus 2013.
Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Rotterdam oordeelde vervolgens dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Appellant stelde in hoger beroep dat hij niet op de zitting was verschenen, wat volgens hem de uitspraak ongeldig maakte. De Raad oordeelde echter dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het openen van zijn post, ook al had hij psychische klachten.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De medische beoordeling door het Uwv werd onderschreven, en er was geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 25 november 2015.