ECLI:NL:CRVB:2015:4334
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de WMO-VV
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend op 20 oktober 2015, met als doel dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam verzoeker een toereikende voorziening in natura biedt of hem € 40,- per dag verstrekt voor zijn basisbehoeften. Verzoeker verblijft momenteel in een kelder onder een kantoor, nadat hij in een voormalig verpleeghuis heeft verbleven.
De voorzieningenrechter overweegt dat het college met ingang van 15 december 2014 een bed-bad-broodvoorziening heeft ingesteld voor personen zoals verzoeker. Hierdoor is er volgens de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang om een voorlopige voorziening te treffen, aangezien verzoeker gebruik kan maken van deze voorzieningen in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt dan ook als kennelijk ongegrond beschouwd, waardoor de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak kan doen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van griffier L.H.J. van Haarlem, en is openbaar uitgesproken op 25 november 2015.