ECLI:NL:CRVB:2015:4265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar in WIA-zaak door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar recht op een loongerelateerde uitkering (LGU) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante had bezwaar gemaakt tegen een betaalspecificatie en een besluit van het Uwv dat haar recht op uitkering beëindigde. Het Uwv stelde echter vast dat appellante niet tijdig de gronden van haar bezwaar had ingediend, wat leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar.
De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen deze niet-ontvankelijkverklaring ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte geen uitspraak had gedaan over haar beroepen tegen eerdere besluiten van het Uwv. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat appellante niet binnen de gestelde termijn de gronden van bezwaar had ingediend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verwarring die bij appellante was ontstaan over de termijn voor het indienen van gronden niet leidde tot een ander oordeel.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep van appellante faalde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier L.H.J. van Haarlem.