ECLI:NL:CRVB:2015:4263
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering na afschaffing van de WAZ en beoordeling van medische toestand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellante, die in 2002 slachtoffer werd van een schietincident, had verzocht om een WAZ-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder vastgesteld dat appellante geen recht had op een WAZ-uitkering, omdat de WAZ per 1 augustus 2004 was afgeschaft. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat de medische toestand van appellante tussen 23 februari 2003 en 1 augustus 2004 was gewijzigd, wat zou kunnen leiden tot een recht op WAZ-uitkering. De Raad benadrukte dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de verzekeringsgeneeskundige situatie van appellante en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
De Raad concludeerde dat de door appellante ingebrachte medische informatie niet voldoende was om aan te tonen dat haar gezondheidstoestand voor 1 augustus 2004 was veranderd. De klachten die appellante had, waren niet nieuw en de toename van haar psychische klachten vond pas na de afschaffing van de WAZ plaats. De Raad bevestigde dat de beslissing van het Uwv om geen WAZ-uitkering toe te kennen op juiste gronden was genomen en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.