ECLI:NL:CRVB:2015:4228
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning WGA-vervolguitkering en geschiktheid functies na bedrijfsongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA, maar het Uwv had eerder besloten dat hij met ingang van 1 november 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Na een bedrijfsongeval op 4 november 2010, waarbij appellant letsel opliep aan zijn rechterschouder, heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft na nader onderzoek een WGA-vervolguitkering toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Appellant is het hier niet mee eens en stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling en dat de nieuwe beperkingen van appellant aan de rechterschouder voldoende zijn meegenomen in de beoordeling. Ook is vastgesteld dat appellant niet heeft voldaan aan de referte-eis van artikel 58 van de Wet WIA, omdat hij in de 36 weken voorafgaand aan de ingangsdatum van de WIA-uitkering niet voldoende heeft gewerkt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.