ECLI:NL:CRVB:2015:4227
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geldigheid van beslag op Wajong-uitkering en de rol van het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), heeft hoger beroep ingesteld tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot beslaglegging op haar uitkering. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv niet verantwoordelijk is voor de beoordeling van de geldigheid van het beslag, aangezien dit voorbehouden is aan de burgerlijke rechter. De Centrale Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat de bestuursrechter zich moet beperken tot de vraag of het Uwv binnen de grenzen van het beslag is gebleven bij het nemen van de betalingsbeslissing. De Raad concludeert dat het Uwv dit inderdaad heeft gedaan en dat appellante zich moet wenden tot de deurwaarder of de civiele rechter voor geschillen over de geldigheid en hoogte van het beslag. De Raad oordeelt verder dat er geen ruimte is voor een belangenafweging door het Uwv, aangezien de beoordeling van de geldigheid van het beslag niet tot zijn taken behoort. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.